Stadsverwarming Ennatuurlijk: Aansluitbijdrage lager, opzeggen gratis, overeenkomst verplicht. Uitspraak geschillencommissie energie 89830

Samenvatting van het bindend advies (dossiernummer 89830, uitspraak van 19 februari 2015):

Aansluitbijdrage lager

Ennatuurlijk kon de indexatie van de aansluitbijdrage niet onderbouwen. Daarom heeft de commissie besloten, dat het bedrag voor 2014 86,90 Euro + btw = 105,15 Euro moet zijn i.p.v. 150,69 Euro (dus 45 Euro minder).

Opzeggen gratis

Voor mij is het opzeggen van de stadsverwarming gratis.

Mijn interpretatie:

Ik kan de stadsverwarming volgens artikel 7:408, leden 1 en 3 BW zonder schadevergoeding opzeggen. (vergelijking kabel televisie: contract opzeggen.)
Hoe en of de ondernemer mij dan technisch afsluit (kraan dicht, niets doen, buizen weghalen), is keuze en voor de kosten van de ondernemer. (vergelijking kabel televisie: signaal uitzettingen, kabel weghalen, niets doen.)

Ik zie dus een verschil tussen de opzegging (die ik wil), en de werkzaamheid ivm een technische afsluiting (waar ik geen opdracht voor geef).

In deze brief bevestigt Ennatuurlijk, dat ik zonder kosten kan opzeggen.

Duidelijke contract verplicht

Ennatuurlijk moet mijn een contract met details zo als prijzen en diensten opsturen, en mag niet allen naar haar website verwijzen.

Stand van zaken

Naar een paar herinneringen heeft Ennatuurlijk de uitspraak opgevolgd.
Over de verborgene aansluitbijdrage waren nog “echte” rechtszaken van andere mensen.

Hieronder staat de volledige uitspraak:


Datum verzending: 18 maart 2015
Dossiernummer: 89830

BINDEND ADVIES
van de Geschillencommissie Energie

in het geschil tussen:
... , wonende te Eindhoven
(verder te noemen: de consument)
en
Ennatuurlijk, gevestigd te Best
(verder te noemen: de ondernemer).

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Energie (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

Het geschil is ter zitting behandeld op 19 februari 2015 te Utrecht.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de aansluiting op stadsverwarming.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Ik verlang een schriftelijke overeenkomst met bijzondere aandacht voor de voorwaarden voor opschorting of beëindiging van de overeenkomst. Op grond van artikel 3 van de Warmtewet dient de ondernemer deze mij te geven. In de aan mij toegestuurde overeenkomst wordt verwezen naar de website en worden concrete bedragen niet genoemd.

De ondernemer mag geen service-en administratiekosten in rekening brengen, omdat de wetgever deze kosten niet heeft opgenomen in artikel 2 lid 3 van de Warmtewet onder de kosten die leverancier in rekening mag brengen bij haar klanten.

Ik wil weten hoe ik mijn warmte-aansluiting kan opzeggen. Naar mijn mening mogen geen opzegkosten in rekening worden gebracht. De ondernemer wil ofwel kosten in rekening brengen van verwijdering van de installatie ofwel, wanneer de installatie niet wordt verwijderd, vastrecht blijven doorberekenen. Dit is in strijd met het NMDA-beginsel. Ik beroep mij op de uitspraak van de commissie in de zaak ENE05-2890.

Ik maak bezwaar tegen de wijze waarop de periodieke aansluitbijdrage jaarlijks wordt geïndexeerd. Ik weet dat ik die indexering moet betalen, maar ondernemer weigert uit te leggen op welke wijze de bedragen tot stand zijn gekomen. Op grond van mijn berekening dient deze Euro 86,90 te bedragen en verlang het teveel betaalde bedrag sinds de aansluiting 2003 terug.

Standpunt van den ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

De klacht met betrekking tot service-en administratiekosten is niet aan ons voorgelegd voordat het geschil bij de commissie aanhangig werd gemaakt. In zoverre moet de consument niet ontvankelijk warden verklaard.

Wij hebben de consument een schriftelijke overeenkomst toegestuurd zoals wij deze aan al onze nieuwe klanten sturen.

Vooruitlopend op een offerte voor het laten afsluiten van de warmte-aansluiting in zijn woning, verwijst de consument in zijn klacht naar het NMDA-beginsel. Volgens de klant mag het afsluiten van een warmte-aansluiting volgens dat beginsel niet meer kosten dan het afsluiten van een gasaansluiting. Wat de klant over het hoofd ziet, is dat het beginsel ziet op de jaarlijkse kosten voor de levering van warmte. Voor het aansluiten en afsluiten op een warmtenet geldt het beginsel niet. Voor het afsluiten van de warmte-aansluiting factureren wij enkel de kosten die gemaakt worden om de warmte-aansluiting te verwijderen.

In een eerder geschil heeft de commissie bepaald dat wij bij de consument de periodieke aansluitbijdrage die voor de aansluiting in de wijk waar de klant woonachtig is, in rekening mogen brengen. In dit geschil klaagt de consument over de hoogte van deze aansluitbijdrage. De periodieke aansluitbijdrage is een vergoeding die verschuldigd is als een woning wordt aangesloten op een warmtenet. Deze aansluitbijdrage wordt berekend door uit te gaan van het verschil in kosten tussen de centrale verwarming en stadsverwarminginstallatie. Deze bijdrage is dat deel van de totale aansluitbijdrage dat, in tegenstelling tot de rest van de totale aansluitbijdrage, niet in een keer vooraf gefactureerd wordt, maar per jaar via de energienota. Voor het vaststellen van het jaarlijkse bedrag maken wij gebruik van de aansluitbijdrageberekening zoals in de jaren '90 ontwikkeld door Energie-Nederland in zijn al dan niet jaarlijks gepubliceerde tariefadviezen. Deze tarievenadviezen werden voor toepassing beoordeeld door de centrale overheid. In de methodiek van het tariefadvies wordt de aansluitbijdrage jaarlijks geïndexeerd om ervoor te zorgen dat warmteklanten een vergelijkbare aansluit bijdrage betalen. De indexatie betekent wel dat het bedrag van de bijdrage van jaar tot jaar kan veranderen.

Beoordeling van het geschil

De commissie heft het volgende overwogen.

Nu de consument de klacht met betrekking tot de service-en administratiekosten in strijd met de toepasselijke algemene voorwaarden niet eerst aan de ondernemer heeft voorgelegd, alvorens de commissie te benaderen, dient de consument in die klacht niet-ontvankelijk verklaard te worden.

Met betrekking tot de schriftelijke overeenkomst is de commissie van oordeel dat de consument op goede gronden de eis stelt dat in de schriftelijke overeenkomst ook cijfermatig precies wordt vastgelegd war tussen partijen heeft te gelden en dat een verwijzing naar de website in dat opzicht niet volstaat. Daarom zal de commissie bepalen dat de ondernemer zulks binnen vier weken na datum verzending bindend advies alsnog dient te doen op na te melden wijze.

Met betrekking tot de aansluitbijdrage onderkent de consument dat hij deze verschuldigd is, maar maakt hi bezwaar tegen de wijze waarop de periodieke aansluitbijdrage jaarlijks wordt geïndexeerd. Voor de consument is onduidelijk hoe de indexatie is opgebouwd. Hij heeft een berekening overgelegd waaruit blijkt dat deze uit behoort te komen op een bedrag van Euro 86,90 per jaar en dat een grondslag voor indexatie ontbreekt. De ondernemer is niet specifiek ingegaan op deze klacht en heeft ter zitting volstaan met de opmerking dat de in rekening gebrachte indexatie redelijk is te achten. Naar het oordeel van de commissie is dit een onvoldoende specifiek bestrijding - in ieder geval cijfermatig - van de berekening van de consument. Daarom kan de commissie niet anders dan ingevolge de eis van de consument de aansluitbijdrage tot 2014 te beperken tot Euro 86,90 per jaar, te vermeerderen met btw. De claim van de consument met betrekking tot het teveel betaalde bedrag sinds 2003 is, nog daargelaten dat deze claim voor een groot deel verjaard is, cijfermatig onvoldoende bepaald, zodat de commissie de claim in zoverre zal afwijzen. Wel vloeit uit het eerdere bindend advies voort dat de ondernemer op genoemd bedrag vanaf 2015 jaarlijks een indexatie mag toepassen, waarbij de commissie ervan uit gaat dat de ondernemer jaarlijks het percentage aan de consument cijfermatig toelicht.

De commissie begrijpt het verzoek van de consument tot afsluiting van het warmtenet als een opzegging van de overeenkomst met de ondernemer betreffende de aansluiting op het net. Een dergelijke overeenkomst moet worden gezien als een overeenkomst van opdracht als bedoeld in artikel 7:400 van het burgerlijk wetboek (hierna: BW). Krachtens het bepaalde in artikel 7:408, leden 1 en 3 BW kan de consument de overeenkomst te allen tijde opzeggen en is hij in geval van opzegging geen schadevergoeding aan de ondernemer verschuldigd. Deze bepalingen zijn blijkens artikel 7:413 BW van dwingend recht, nu de consument de opdracht als natuurlijk persoon en anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft verstrekt. Volgens de ondernemer heeft de consument in feite de keuze uit twee mogelijkheden of hij blijft vastrecht betalen, of hij laat de warmte-aansluiting in zijn geheel verwijderen. Die eerste mogelijkheid betekent evenwel dat de overeenkomst in stand blijft, terwijl de consument deze nu juist wil beëindigen. In de visie van de ondernemer kan de consument de overeenkomst derhalve slechts beëindigen door de gasaansluiting te laten verwijderen. Voor een dergelijke verwijdering geldt dat de ondernemer, naar hij stelt, slechts tot het verwijderen van de aansluiting bereid is, indien de consument daarvoor een - niet onaanzienlijke - vergoeding betaalt.

De commissie is van oordeel dat de ondernemer ook met deze voorwaarde de opzeggingsbevoegdheid van de consument als bedoeld in artikel 7:408, lid 1 BW op een wezenlijke manier beperkt. De eis dat de consument voor de verwijdering van de aansluiting een dergelijke vergoeding betaalt, kan bovendien warden gezien als een met de opzegging samenhangende en daarmee volgens artikel 7:408, lid 3 BW niet toegestane schadevergoeding. De commissie acht de geconstateerde beperkingen in strijd met dwingend recht en derhalve vernietigbaar op de voet van artikel 3:40 lid 2 BW. De commissie vat de stellingen van de consument zo op dat consument deze beperkingen ook daadwerkelijk vernietigt. Daarmee ontbreekt voor de ondernemer de mogelijkheid om kosten in rekening te brengen voor de beëindiging van de overeenkomst door middel van opzegging. Ook is de ondernemer niet gerechtigd om kosten in rekening te brengen voor verwijdering van de warmte-aansluiting. Dit leidt tot de volgende beslissing.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De consument wordt in zijn klacht ter zake service- en administratiekosten niet-ontvankelijk verklaard.

De ondernemer verstrekt binnen vier waken na datum verzending bindend advies aan de consument een overeenkomst ter schriftelijke vastlegging van hetgeen tussen partijen geldt, zonder daarbij naar de website te verwijzen en de tarieven eventueel in een schriftelijke bijlage (tarievenblad) te specificeren.

De ondernemer brengt aan de consument ter zake de aansluiting tot en met 2014 jaarlijks niet meer dan een bedrag van Euro 86,90 exclusief btw in rekening.

De ondernemer is niet gerechtigd ter zake een opzegging door de consument van de overeenkomst aan hem nog vastrecht dan wel kosten van verwijdering in rekening te brengen.

De commissie wijst het meer of anders verlangde af.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van Euro 27,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.


Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie, bestaande uit

..., op 19 februari 2015.


De tekst als scan: